Het toegepaste onderzoeksbeleid, de lage prijzen en scheve machtsverhoudingen zijn causaal aan elkaar verbonden.

Sinds een jaar houdt het denken aan ons eetsysteem –en vooral de machtsverhoudingen in de keten- me bezig (voedsel als maatschappelijke dienst) . Sinds mijn studie hou ik me tevens bezig met de rol van onderzoek bij innovatieprocessen en vragen zoals “hoe creëer je een innoverende en op waarde creatie gerichte maatschappij” (Nederland Innovatieland 3.0). Sinds de lezing van Rabbinge afgelopen week in de Rode Hoed (zie ook discussie op foodlog), begin ik me te realiseren dat er een sterke correlatie is tussen (a) de huidige machtsverhoudingen in de keten, (b) de rol van R&D (noem het maar” Wageningen” op de lage prijzen, en (c) het mondiale eetsysteem gericht op efficiency en bulk. Deze inzichten zijn niet helemaal uitgekristalliseerd, maar ik probeer toch maar alvast wat gedachten te delen.

Rabbinge begon zijn betoog in de Rode Hoed met een leuke anekdote rondom ‘vrijhandel’. Engeland koos in het verleden voor een volledige liberalisering. Veel boeren gingen failliet, gevolg was dat alleen de grote boeren overbleven in de UK. Frankrijk koos voor het sluiten van de grenzen en financiële support aan haar boeren (=subsidie). Nederland had blijkbaar graag de grenzen willen sluiten, maar koos uiteindelijk voor innovatie en het versterken van de samenwerking door de oprichting van de coöperaties en toegepaste onderzoekscentra rondom landbouw.

Het innovatieproces verliep in het verleden in Nederland al volgens de oude traditie van samenwerking. Het ministerie van LNV had zijn eigen onderzoeksinstituten zoals het IBVL en het Sprenger instituut, die later door allerlei fusies zijn uiteindelijk samengevoegd tot de “Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)”. DLO is eind jaren negentig geprivatiseerd en vervolgens weer samengevoegd met de Wageningen Universiteit (WU) tot Wageningen Universiteit en Research Centre (Wageningen-UR oftwel WUR).

De DLO instituten kregen in het verleden hun onderzoeks-opdrachten vanuit de productschappen en vanuit coöperaties, maar hadden ook zelf voldoende middelen om vrij te experimenteren. De melkcoöperaties hebben lang zelfs hun eigen toegepaste instituut gehad : NIZO. De aldaar opgebouwde kennis werd via proefboerderijen direct uitgerold naar de praktijk. Dit is –samen met de open grenzen en goede infrastructuur van Nederland- een verklaring voor de hoge efficiency vergroting bij de boeren en tuinders in de laatste 50 jaar. Op dit moment moet de WUR opdrachten acquireren/verkopen uit ‘de markt’. Directe financiering via LNV neemt sterk af, de productschappen hebben weinig tot geen middelen meer te besteden, en de boeren achterban is verdeeld sterk verdeeld. De situatie is met name in de laatste 10 jaar sterk veranderd.

Rabbinge komt ook uit deze ‘WUR-school’, een school die altijd gewerkt heeft aan : schaalvergroting, samenwerken, praktijk onderzoek, yield verhoging. Samengevat : “veel productie per hectare voor weinig geld per eenheid product”. De opgebouwde kennis werd gewoon openbaar gepubliceerd in allerlei veelal Nederlandstalige publicaties (of te wel is vrij beschikbaar gesteld aan de “community”) Sinds tientallen jaren zijn de publicaties in het Engels en dus ook mondiaal beschikbaar (wat doet dit overigens met de toegankelijkheid van deze informatie voor Nederlandse boeren?). Rabbinge –en al zijn WUR collega’s zoals Van der Schans- zijn echter na de privatisering van DLO, en de (relatieve) verlaging van de directe eerste en tweede geldstromen, gedwongen om ‘de markt op te gaan’. Kortom om kennis te verkopen aan derden. In het verleden heeft het collectieve onderzoek de sector geen wind eieren gelegd, of de huidige situatie nu zo goed is voor de Nederlandse bedrijven (=BV-NL) en specifiek de agro-sector betwijfel ik echter ernstig.

De onderzoekspraktijk die ik ken sinds eind jaren negentig is, dat met LNV-subsidie, kennis rondom teelt en bewaren van agro-producten wordt ‘weggegeven’ aan het buitenland. Ook Rabbinge doet hier (denk ik) op grote schaal aan mee gezien zijn vele bijbanen en functies. Zelf noem ik dit fenomeen daarom maar ‘ontwikkelingshulp’ en twijfel ernstig of dit type ontwikkelingshulp nu wel zo verstandig is voor de BV-NL. Deze ‘gratis’ kennis werd en wordt ook gebruikt door buitenlandse zaadveredelaars, kunstmestproducenten en mega-boeren. Deze partijen hebben daardoor goede zakelijk posities hebben kunnen innemen. Dit is achteraf niet echt netjes van de wetenschappers t.o.v. de Nederlandse boeren en tuinders die met hun afdrachten in het verleden een groot gedeelte van de opgebouwde kennis hebben betaald. Let wel het gaat hier om typische Wageningse “toegepaste onderzoekskennis”, ik heb er zelf totaal geen enkele moeite mee als fundamentele onderzoeksresultaten wereldwijd worden verdeeld.

Mijn persoonlijke analyse en visie is derhalve:
- Nederlandse boeren en tuinders (en natuurlijk ook de belastingbetaler) hebben in het verleden veel geïnvesteerd in toegepast onderzoek en innovatie. Deze kennis is echter ook ‘gratis’ in het buitenland terecht gekomen.
- Ik kan het toegepaste R&D beleid uit het verleden – specifiek de laatste 50 jaar- niet loskoppelen van de huidige slechte markt-situatie. De schaalvergroting en efficiency heeft geleid tot zeer lage prijzen. Huidige boeren/agrariers/tuinders zijn daar niet blij mee.
- Ik denk dat supermarktketens in Nederland en UK (liberaal land + import vanuit Nederland) mede machtig geworden zijn door het innovatiebeleid van onze overheid gericht op ‘lage prijzen van onze agroproducten’. In de huidige markt maakt de retail hoge marges op basisvoedsel (AGF en Vlees), doordat de inkoopprijs zo laag is, en relatief een lage marge op A-merken (het bekende kruis-subsidiëren )
- Ik denk dat we in Nederland een transitie moeten maken naar de productie van kleinschalig duurzaam conventioneel hoog kwaliteit producten. Hoge kwaliteit, “specialities” (=diversiteit) en gezondheid dus. De door Rabbinge aangehaalde metropolitane landbouw is gunstig voor Afrika en Azie, maar niet voor de toekomst van Nederland. Diversiteit, kwaliteit en gezondheid kan wel bij onze toekomstige landbouw blijven horen (Zie ook Jan Willem Van der Schans ). Als we onze (toekomstige collectieve) toegepaste onderzoeksbudgetten netjes gaan inzetten kan dat met behoud van een lage prijs. De rest van de bulkproducten kunnen we altijd uit lage lonen landen halen.
- Door de lage marktprijzen zijn er ook geen middelen in de foodsector om sterk te innoveren en te investeren in echte intrinsieke productkwaliteit. De R&D middelen van de productschappen en de overheid (LNV) nemen ook af. Deze combinatie is overigens voor elke sector dodelijk. Overheid en bedrijfsleven zou middels beleid dit kunnen aanpassen (al vereist dat een grote mate van leiderschap en systeem-denk-kwaliteiten).
- Ik zou graag een liberaal “Engels” beleid willen gaan invoeren als het gaat om verkoop van producten (vrije markt, minimale subsidie). Daarnaast zou ik graag een protectionistischer “Franser” beleid willen hebben als het gaat om de opbouw en export van “kennis”. Eigen boer eerst ☺! Andere landen zullen gewoon de hoofdprijs moeten gaan betalen voor de opgebouwde “Wageningse Kennis”, Nederlandse producenten krijgen een eerste gebruikersrecht. En overheden zouden niet meer zomaar ‘kennisuitwisselingsprojecten’ moeten subsidiëren met het buitenland zonder dat er een zeer helder BV-NL belang is.
- Mijn advies is tevens dat LNV samen met de productschappen en de coöperaties een (virtueel) toegepast onderzoeksinstituut opricht, rondom het maken van hoog kwaliteit en gezonde (niche) producten (inclusief biologische). De bedrijven gaan de regie krijgen over de inzet van deze financiële middelen. Hoe dit te financieren? Enkele voorbeelden : (1) via een belasting op de omzet op niet-verse producten bij de supers, (2) ombuiging van de directe LNV middelen van WUR naar dit topinstituut, (3) via een vaste bijdrage van de boeren. De R&D-opdrachten worden openbaar aanbesteed aan die partij die het beste onderzoek tegen de laagste prijs kan aanbieden. Alle opgebouwde kennis wordt eigendom van de Nederlands boeren en de productschappen, daar liggen dan ook de eventuele valorisatie-benefits.

Spijtig genoeg kan ik aankomende week niet aanwezig zijn bij de Rode Hoed. Ik denk dat dit het meest interessante debat/onderwerp uit de serie gaat worden. Ik ben een liberaal die in principe graag alles aan de markt overlaat, maar hier zouden we wat mij betreft wat grenzen kunnen gaan trekken. Ik zie daarbij een rol voor onze overheid (EZ of LNV) in dat proces. Hoe langer ik daar over nadenk, des te meer ik tot de conclusie komt dat alleen onze overheid de huidige instabiele situatie kan corrigeren (en tegelijkertijd ben ik somber en heb ik geen vertrouwen in de competentie van onze overheid om deze regiefunctie te gaan voeren).

Mijn analyse rondom de macht-structuur is gebaseerd op simpele economische principes. Boeren ondernemingen zijn in grote mate ‘vaste kost’ bedrijven. De supers zijn inkooporganisaties, t.o.v. de omzet heeft de gemiddelde super vooral ‘variabele’ (inkoop) kosten. Innovatie en onderzoek kost geld, meestal in de vorm van ‘vaste projectkosten’. Van producenten en boeren wordt door de supers ook verwacht deze vaste ontwikkel-kosten nog eens te dragen.

Negen maanden geleden heb ik bij het ministerie van Economische Zaken een presentatie gegeven over de keten. Voor de liefhebbers, mijn presentatie staat hier. Innovatie kost geld, innoverende organisaties nemen risico. Dit genomen risico hoort normaal gecompenseerd te worden met een hogere winstmarge. Organisaties met hoge vaste kosten (boeren, maar ook voedselproducenten), nemen ook een tweede risico, kortom een tweede reden om voldoende winstmarge te kunnen verkrijgen. De huidige situatie in onze keten is grafisch weergegeven op de slides 17 tot en met 20.

De werkelijke probleem in ons Nederlandse eetsysteem zijn samengevat:
- Op dit moment zijn er oligopolies van supermarktketens. (te scheve machtsverhoudingen). Tussen de 70 en 80% van ons voedsel wordt ingekocht via de supermarktketens.
- Het gros van de supermarkten werkt met kruissubsidie systemen. Vers en gezonde producten zijn relatief duur (tot honderden procenten marge) , veel langhoudbare A-merken zijn relatief verkoop (en liggen soms onder de inkoopprijs in de winkel). Gaan we dit verbieden of verzinnen we een systeem waarbij prijsopbouw transparant gecommuniceerd wordt.
- Lokale overheden hebben invloed op het lokale vestigingsbeleid van supermarktketens, maar laten data aan de markt over (AH heeft in Amsterdam een martkaandeel van 60%). Ligt hier ook een taak bij de overheid? Wat gaat Nelie Kroes doen? 

- (te) lage prijzen op basisvoedsel die de boer in de EU krijgt. Boeren zullen op nog grotere schaal ermee gaan stoppen (op dit moment neemt het aantal boeren 5% -7% per jaar af), gaan we over op door multinationals gerund mega-farms?

- Ondanks alle verbeteringen zijn we nog steeds teveel gefocused op ‘bulk’, en veel te weinig op niches, gezondheid en kwaliteit op basis van intrinsieke productkwaliteit. Niet meer neppen, het verschil tussen de intrinsieke en extrensieke productkwaliteit zou kleiner moeten worden.
- De vaste projectkosten van innovatie en onderzoeksprojecten kunnen niet terugverdient worden. Niet door boeren en niet door producenten. De retailers zijn de lachende derde. Consumenten lijken op korte termijn ook voordeel te hebben, maar ik denk dat voordelen op middelange termijn heel snel gaan wegebben. Dit is een zorgelijke constatering.
- Bestaande hoogwaarde toegepaste kennis is en wordt ‘weggegeven’. Daar kunnen we BV-NL dus geen competitative advantages op behalen. De toegepaste kennisniveau lijkt niet te groeien naar een maatschappelijke gewenste richting.
- Er is een sterke correlatie tussen het LNV R&D beleid dat in het verleden is gevoerd, de machtsverhoudingen in de keten en de relatief zwakke situatie van Nederlandse boeren en tuinders. Dit punt zou nader onderzocht kunnen worden.
- Ook in Wageningen zou er een duidelijker onderscheidt gemaakt moeten worden in echt fundamenteel onderzoek (100% publiceren, nieuwschierigheidsgedreven) en toegepast (praktijk) onderzoek. Het toegepaste praktijkonderzoek is er voor de BV-NL. Regie –via de opzet van een virtueel toegepast onderzoeksinstituut- ligt bij bedrijfspartijen.
- Ik pleit voor een protectionistischer systeem rondom toegepaste onderzoekskennis en tevens een liberaler markt voor de handel in voedsel.

Het systeem zit, vanwege bovenstaande redenen, denk ik in een labiel economisch evenwicht. Labiele evenwichten zijn nooit stabiel. Het systeem gaat daarom denk ik binnen enkele jaren barsten. (= de FoodBubble). We zullen iets moeten aan doen.



Bovenstaande overwegingen zijn nog niet voldoende uitgekristaliseerd. To be continued ….. (bekijk ondertussen deel 2 waarin wordt gerefereerd naar het LEI)

Aanvulling d.d. 31-10-2009.

Ook de discussie over echt versus nep of te wel intrinsieke versus extrinsieke kwaliteit van voedsel hoort bij bovenstaande lijst. Ik heb een klein stukje hierover geschreven op dit blog. Zie de link alhier.

Aanvulling d.d. 22-12-2009
Eerste tekenen van de foodbubble? De titanic zinkt.

Aanvulling d.d. 10-1-2010
Ook Josien lijkt van mening te zijn dat we kennis als exportproduct zouden moeten gaan zien. Maar dan wel voor een prijs! Gratis bestaat niet. Haar droom staat kort hier.

Reacties

  1. ik volg je analyse grotendeels.

    Mijn oplossingsrichting zou andersom zijn:
    alle kennis vrij, dat is gewoon goed voor kennis.
    en meer regulering ten gunste van lokale kringlopen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In de ideale wereld zou alle kennis (ik moet eigenlijk zeggen 'informatie') inderdaad vrij zijn. In de realiteit wordt kennisopbouw vaker dan ooit betaald door bedrijven of bedrijfscollectieven. Wie betaalt die bepaalt. Ook de overheid moet daarom voorzichtig zijn met het betalen van onderzoek, dit kan namelijk resulteren in een ongewenste martkverstoring.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Twee opmerkingen, Wouter:
    - ik denk dat ind e tuinbouw al een proces gaande is, zoals je het beschrijft. Groepen telers bouwen een niche (Taty Tom, honingtomaten) en laten hun kennis niet zo maar wegglippen naar derden. Dat heeft voordelen voor deze groep, maar ook nadelen. Doordat individuele groepen werken aan kennisintensivering verdwijnt de coöperatieve kennisuitwisseling, die er voor zorgde dat de gehele groep met sprongen vooruit ging. Kruisbestuiving.
    - Je kan toegepaste kennis van onderzoek en voorlichting in Nederland houden, maar telers gaan zelf naar het buitenland om daar de leiding te nemen van grote bedrijven. Of grote bedrijven kopen Nederlanders in als managers.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

In het Zonnetje gezet: Het gelijk (in mijn ogen) van Katans mening rondom voedingswetenschappen.

Ons eigen poep en pies kan onze wereld redden!

Teun is geen journalist maar een slim ondernemer. En ook ik heb mijn twijfels bij de ADH-cocnept : een schijnprecisie die er niet is in de praktijk.